2. Fysieke inrichting

De richtlijnen voor het kwaliteitsnetwerk (land)bouwverkeer Regio West-Brabant met betrekking tot fysieke inrichting zijn de volgende:

Profiel van vrije ruimte:

  • Een regulier (land)bouwvoertuig is maximaal 3 meter breed. Een ontheffing kan worden verleend voor brede voertuigen van 3-3,5 meter. Bij het kwaliteitsnetwerk houden we rekening met deze brede voertuigen.

  • De benodigde horizontale verkeersruimte voor een (land)bouwvoertuig is afhankelijk van de ontwerpsnelheid. Het profiel van vrije ruimte is 4,50 meter (breedte 3 meter + veiligheidsmarge +0,75m aan beide zijden).

  • Wettelijk gezien mogen (land)bouwvoertuigen maximaal 4 meter hoog zijn. Gelet op de verticale verkeersruimte ten behoeve van bewegingen tijdens het rijden is een additionele ruimte van minimaal 0,25 meter nodig, wat op een totale hoogte komt van minimaal 4,25 meter (CROW). De lengte van (land)bouwvoertuigen is gemaximaliseerd op 18,75 meter (combinatie met aanhanger) en 20,75 meter voor een motorrijtuig met beperkte snelheid of mobiele machine (indien de lading op de aanhangwagen een verwisselbaar uitrustingsstuk is, wele voor het gebruik van het zelfdrijdende werktuig noodzakelijk is of indien de aanhanger onbeladen is).

Minimale breedte van de weg:

  • Om twee voertuigen elkaar te laten passeren is een minimale ruimte nodig van 5,50 meter. Dit is de totaal beschikbare breedte, niet de asfaltbreedte. In gebieden waar aantoonbaar veel voertuigen komen met een voertuigontheffing is het wenselijk de beschikbare breedte aan te houden van 6,00 meter.

  • Conform Duurzaam Veilig kan landbouwverkeer gecombineerd te worden met fietsverkeer. Het samenvoegen van deze verkeersstromen leidt echter tot een groot massaverschil zodat de fysieke ruimte daarop moet worden afgestemd. In de ideale situatie dient het landbouwverkeer afgewikkeld te worden op wegen met aparte fietsvoorzieningen. Dit zal in veel gevallen niet mogelijk zijn. In dat geval dienen aanvullende eisen gesteld te worden aan de minimale rijbaanbreedte.

  • Voor de breedte worden de volgende maten aangehouden:

 

Eenrichting fiets

Twee richtingen fiets

Geen fiets

Parallelweg eenrichting lbv

4,50

5,50

3,50

Parallelweg tweerichting lbv

5,50

5,50

5,50

GOW (bubeko)

nvt

ETW 1

5,50 - 6,00

5,50 - 6,00

4,50

  • Bij parallelwegen met tweerichtingen landbouwverkeer en bij smalle ETW1, dient tussen de 500 en 750 meter een verharde passeermogelijkheid te worden gerealiseerd. Deze passeermogelijkheid heeft een minimale lengte van 18,75 meter exclusief in- en uitrijhoeken. Ter plaatse van de passeermogelijkheden bedraagt de totale profielbreedte (verharding) minimaal 6 meter (CROW, HWO).

Wegconstructie:

Landbouwverkeer mag wettelijk gezien een maximum gewicht hebben van 50 ton. De totale massa van motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines, die ingericht zijn voor het uitvoeren van werkzaamheden, is nu 60 ton. De verharding van de route moet hierop voorzien zijn. Dit geldt ook voor eventuele passeershavens/ -stroken.

Passeerhavens:

Bij ‘overgangssituaties’ (bijv. voor een tijdelijke situatie) of bij ‘maatwerk’ kunnen passeerhavens toegepast worden.